‘David is overleden. Het lichaam van David is nog niet vrijgegeven. We mogen nog geen begrafenis regelen’. Ik sta versteld van de woorden die uit mijn mond rollen. Binnen een paar uur is mijn wereld veranderd in een slagveld. Intussen hebben we de belangrijkste mensen gebeld. En stroomt het huis in de vroege Paasochtend vol. Ik bel ook veel mensen niet. Juist omdat het Pasen is. Ik wil niet degene zijn die Pasen voor anderen bederft. Absurd hoe je gedachten werken. Een klein jongetje van 9 zit wit weggetrokken aan tafel. Zijn blik staart in het niks en tranen rollen over zijn snoetje. ‘Ik wil mijn broer terug’.

De kloof tussen mijn man en mij is door alles heen voelbaar. Ondanks ons voornemen om dicht bij elkaar te blijven en elkaar niet uit het oog te verliezen. De dood, de aanstaande scheiding en alle emoties daaromheen zorgen ervoor dat ik nu nauwelijks mijn plek kan innemen. Ik voel me het vijfde wiel aan de wagen. Mijn man zoekt troost bij anderen. Misschien is dat ook wel normaal in deze periode. Je wilt de ander sparen of in ieder geval zo min mogelijk belasten met jouw verdriet. Ik weet nauwelijks nog wat normaal is. Misschien komt het ook wel doordat ik niet de moeder ben van David en hierdoor voel dat mijn man meer ‘recht’ heeft op verdriet dan ik. Dus ik zorg, regel en troost en hoop hierdoor zover mogelijk bij mijn verdriet vandaan te blijven.

Een kleine kring om ons heen weet van de naderende scheiding, de echte reden blijft voor velen verborgen. De scheidingstamtam draait al op volle toeren, zo blijkt. Bij een aantal mensen is dan ook de verbazing van hun gezicht af te lezen als ze mij aantreffen in mijn huis. Het verhaal gaat dat ik de echtelijke woning inmiddels heb verlaten omdat ik een nieuwe relatie heb. In beide gevallen onjuist. De verbazing staat een condoleance of enige vorm van troost in de weg. En ik druip af naar de keuken.

Throwback
Ik ontmoet een schuw jongetje van bijna 9, David. Zijn ouders liggen in scheiding. Zijn jonge leven (en dat van zijn zus) is behoorlijk overhoop gehaald. Alle veiligheid is onder zijn bestaan weggeslagen. En nu staat er plots een blonde vrouw voor zijn neus, die 20 jaar jonger is dan zijn vader. Ik ben een wandelend cliché, dat wordt mij meer dan eens duidelijk gemaakt. Met ogen vol wantrouwen en lichtelijke nieuwsgierigheid observeert hij mij. En ontstaat er een band tussen ons. Met name door de frequentie van de omgangsregeling, vanwege zijn chronische ziekte. Maar als wij, een jaar na de scheiding (die vier jaar heeft geduurd), aankondigen dat ik zwanger ben, lijkt alles wat we denken te hebben opgebouwd een luchtbel en barst de hel los. Zelfs voorbereidende gesprekken met een kinderpsycholoog zijn volstrekt zinloos geweest. De kinderen willen ons niet meer zien.

Ik realiseer me dat dit een van de ingrijpendste en indrukwekkendste weken uit mijn leven is. De deurbel gaat onophoudelijk. Vrienden, vriendinnen, studiegenoten en familieleden stromen binnen. Er valt een rare alertheid over me heen. Een alertheid die ik herken van een andere ingrijpende gebeurtenis, de geboorte van mijn zoon. Bij heftige, emotionele gebeurtenissen schakelt je lichaam over op overleven. Ik heb geen tijd om na te denken of verdriet toe te laten. Ik doe zes dingen tegelijk en voel geen vermoeidheid. Ik moet door.

Deze dagen voelen als een omgekeerde kraamtijd, ook al heb ik in dit geval het kind niet zelf gebaard. In tegenstelling tot de kraamweken waar je ruimschoots mag wennen aan het zoete, nieuwe leven met je kind hebben we nu een week de tijd om zijn abrupt geëindigde leven om te zetten in een afscheid. De wereld deelgenoot te maken van wat ons is overkomen. Om de ontzette reacties die volgen te verwerken. Die ons van de weeromstuit opnieuw van ons stuk brengen. En verder, verder is er niemand die zegt wat we moeten doen, wat verstandig is, wat ons gaat helpen in de weken, maanden, jaren na dit verlies. Niemand bereidt je voor op afscheid nemen van je kind. Want dood en kind gaan nu eenmaal niet samen.

Er wordt voor ons gezorgd en gekookt. De koelkast gevuld. Beschuit met muisjes hebben we ingeruild voor bier. Geen vreugde, slingers of proosten op de toekomst. We praten in en over verleden tijd. Ik zorg dat er foto’s gemaakt worden. Voor later. Voor mijn zoon. En voor ons. Zodat we weten wie er waren op de dagen dat we zo overrompeld werden door de dood. En zodat ik niks ga vergeten. Alsof dat ooit zal gebeuren. Nu geen blij verraste gezichten, maar verslagen, onthutste en verdrietige mensen. De stilte spat van het beeld af. Ik troost, maar de paniek heeft zich inmiddels genesteld in iedere vezel van mijn lijf.

Intussen houd ik een jongetje van 9 angstvallig in de gaten. Het huis is de hele dag gevuld met mensen van boven de 18 met groot verdriet. Nauwelijks een plek voor een kind. En toch zo belangrijk voor hem om ook mee te maken. Iets waar we het later nog vaak over zullen hebben. Dan zal blijken hoeveel indruk deze eerste dagen op hem hebben gemaakt. Het warme gevoel. De hoeveelheid mensen. Het prachtige weer. Wat we aten. Gelukkig wordt hij liefdevol opgevangen door ouders van vriendjes.

Een paar maanden hiervoor heeft hij te horen gekregen dat zijn ouders uit elkaar gaan. Een verwoestende boodschap voor een kind. En nu valt ons gezin, op de meest dramatische manier denkbaar, uit elkaar. En wordt zijn kindertijd in beslag genomen door verdriet, afscheid en rouw. Verlies op verlies, hoe kunnen wij hem helpen hier goed doorheen te komen? Ik houd mijn hart vast.